De oorlog en de economie

De afgelopen maand heb ik een student uit Ghana leren kennen. Hij studeerde geneeskunde in de Oekraïne en heeft het daar zo lang mogelijk uitgehouden. Dat de katholieke kerk een wereldkerk is bleek ook bij zijn vlucht. Hij is via de nodige contacten in en rond de kerk in Polen en in Nederland terecht gekomen in een huis van een congregatie, waar hij de komende tijd mag verblijven en vanwaar hij zich nu op de Nederlandse universitaire wereld moet gaan storten. Zijn eerste taak, na het inschrijven, het aanvragen van een bsn en het openen van een bankrekening, is het leren van het Nederlands. Hij wil zo snel mogelijk verder met zijn studie, al is het maar als research assistant.

Hij vertelde over het luchtalarm, over de tijd die hij doorbracht in het tot schuilkelder gemaakte metrostation bij hem in de buurt. Over hoe dat tot het nieuwe normaal werd. Luchtalarm horen, tas en jas pakken en naar het station rennen. Daar een aantal uur verblijven en weer terug naar huis om daar zijn tas weer klaar te maken voor het volgende alarm. Hoe de universiteit gebombardeerd werd en het hem duidelijk werd dat blijven niet langer kon. We zagen hem de afgelopen weken aankomen, uitgerust raken, slapen en gelukkig ook lachen. ‘No problem’, zegt hij als hem uitgelegd wordt dat er maar beperkt gestookt wordt. 

Ik denk ook aan een man, hij is al wat ouder, zijn zoons vechten in de Oekraïne. Hij is met zijn dochter en twee kleinkinderen gevlucht. Hem kom ik op zondag tegen in de kerk. Hij zit vaak naast me of net achter me. Ik wens hem vrede, zondag aan zondag. En o, wat wens ik hem dat. Na de viering drinken we koffie en met een beetje Engels, wat Duits en heel veel handen en voeten vertelt hij dat zijn zoons nog leven. Iedere keer haal ik opgelucht adem als hij die duim omhoogsteekt. ‘I’m ok’, zegt hij als ik hem uitzwaai. 

En ik praat met een man tijdens een inloopochtend. Hij kan niet meer. De energierekening, het eten, de zorgverzekering omhoog en nu ook nog bericht dat zijn werkgever in zwaar weer verkeerd. Op papier verdienen hij en zijn vrouw genoeg, de praktijk leert dat aan het einde van het geld een stukje maand over is. De enige schuld die er is, is een hypotheek. We kijken samen naar de inkomsten en uitgaven. Schrappen Netflix, nemen een goedkoper internet en tv-abonnement, schrappen in de zorgverzekering wat kan en zoeken een alternatieve aanbieder voor hun mobiele nummers. Dat levert 150 euro besparing per maand op. Het gat is voor nu gedicht, maar voor hoe lang? 1,5x modaal betekent dat je nergens voor in aanmerking komt. Dat de levensstandaard ernstig naar beneden moet worden bijgesteld. Hij gaat het aan. ‘Oorlog is erger’, zegt hij me als we afscheid nemen. 

Drie mensen die hun leven zien veranderen, door oorlog en door de economie. Drie mensen die ik ook zie leven. Niet alleen overleven. En drie mensen die via de kerk op mijn pad gekomen zijn. Die kerk die de afgelopen weken om heel anderen redenen in het nieuws kwam is in mijn kleine wereld vooral een plek waar bonum commune, menselijke waardigheid, solidariteit en subsidiariteit geleefd worden. Waar het er niet toe doet wie, wat of met wie je bent, maar waar je welkom bent, zonder oordeel.

Carlien Geelkerken