Dubbelinterview

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is mariakees.png

Maria van den Muijsenbergh (Heerlen, 1956)
Kees Zevenbergen (Utrecht, 1960)

Waar liggen jullie wortels en welke rol speelde het geloof daarin?

Maria: Ik ben in 1956 in Heerlen als tweede van vier kinderen in een katholiek gezin geboren. Het geloof was in ons gezin overal aanwezig, inhoudelijk en op sociaal gebied. Mijn ouders vonden het doen van vrijwilligerswerk erg belangrijk. Ze hebben ons opgevoed met de gedachte dat jou als mens alles gegeven is. Wanneer je het goed hebt, dan heb je dat gekregen en geeft dit jou de verantwoordelijkheid om voor anderen die het minder goed hebben iets terug te doen. Het betekende in de praktijk dat er vaak ‘ongelukkige figuren’ bij ons langs kwamen en mee aten. Als kind was ik niet altijd blij mee met die onbekenden die aanschoven aan tafel.


Toch heb ik een heerlijke Brabantse jeugd gehad die zich vooral in Goirle afspeelde. Mijn vader was directeur van een inrichting voor ‘zwakzinnigen’, zo werd dat toen nog genoemd. Thuis was het een zoete inloop van vriendjes en vriendinnetjes. Ik had ook al vroeg goed voor ogen wat ik wilde worden, zuster in de missie. Dat toekomstbeeld adoreerde ik dusdanig dat ik ooit een vlieg opat om alvast te wennen aan wat in mijn ogen het lokale voedsel in Afrika moest zijn. Tijdens mijn studie geneeskunde veranderde deze droom, onder meer omdat ik mijn man ontmoette. Hij studeerde ook nog eens Nederlands recht en daar is geen boterham mee te verdienen in het buitenland. Daar ging mijn leven in de missie.

Toch ben ik gaan doen wat ik wilde, contact leggen en communiceren met mensen die dat nodig hebben. Ik werd huisarts, eerst in Leiden en later in Nijmegen. Naast mijn werk ben ik altijd blijven studeren. Ik schreef een proefschrift over de vraag welke wensen er spelen bij mensen die gaan sterven. In de beroepspraktijk richtte ik mij steeds meer op patiënten aan de rand van onze zorg. Vluchtelingen en mensen zonder verblijfsvergunning, hoe zorg je ervoor dat de zorg voor iedereen toegankelijk blijft? Ik mocht op dat gebied vijf jaar geleden bijzonder hoogleraar worden over het vraagstuk gezondheidsverschillen. Een prachtig gebied van de zorg met oog voor mensen die niet of slecht bereikt worden. En ook zo hard nodig.

Kees: Ik ben de oudste uit een gezin met vijf jongens. Mijn vader is hervormd en mijn moeder gereformeerd. Het ontwikkelingswerk is er bij ons met de paplepel ingegoten, we zijn als bewuste wereldburgers opgegroeid. Mijn vader was een ontwikkelingswerker, daardoor zijn wij opgegroeid in Zambia. Tot mijn twaalfde heb ik op een zwarte school in Lusaka gezeten.

Het gezinsleven stond in het teken van goede werken doen, we realiseerden ons dat er een gemeenschappelijke belang was dat gediend moest worden. Waar arme mensen zijn, daar moet geholpen worden. Een combinatie van geloof en maatschappelijk gebonden zijn kan je wel zeggen. Voor mijn middelbare schooltijd verhuisden we terug naar Nederland, we kwamen in Zutphen terecht. Daarna ben ik de studie sociale geografie gaan doen aan de Universiteit van Utrecht en de Universiteit van Amsterdam. Mijn wens om ontwikkelingswerk te gaan doen bleef. Mijn vrouw zag dat gelukkig ook zitten. Ik ben getrouwd met Jeske, zij is katholiek en komt net als ik uit een gezin dat bekend was met ontwikkelingswerk en het wonen in het buitenland. We hebben elkaar in die liefde voor ontwikkelingswerk gevonden.

Welke katholieke waarde is voor jullie persoonlijk belangrijk?

Maria: Ik denk dan direct aan de barmhartigheid, in mijn ogen hangt dat samen met liefde. Ik vind dat mensen altijd een tweede kans verdienen. Die opvatting van barmhartigheid vind ik overigens typisch katholiek.

Hoe die barmhartigheid bij mij tot uiting komt? Nou, ik werk in een huisartsenpraktijk waarin veel daklozen en verslaafden op mijn spreekuur komen. Sommigen van hen zijn niet meer welkom in de opvang of zorg vanwege hun gewoonweg vreselijk gedrag. Voor mij is zo iemand altijd weer welkom. Wat ook voorkomt is dat ik als huisarts mijn stinkende best heb moeten doen om iemand op een afspraak te laten komen. En dan op het moment suprême komt zo iemand uit lamlendigheid niet opdagen. Ook zo iemand moet opnieuw een kans krijgen. Je moet mensen natuurlijk wel de consequenties van hun handelen laten zien, vertellen dat je voor niets op hen gewacht hebt. Maar ja… ze hebben al zoveel ervaringen met falen in hun leven. Als iets dan een volgende keer wél lukt, daar leren ze van. Dan wordt het iets positiefs, in plaats van weer een nieuwe deksel op hun neus. Dus, geef alle mensen een tweede kans, en een derde als dat nodig is.

Kees: Radicale internationale solidariteit. Dat is overigens ook de titel van het najaarcongres van het Christelijk Sociaal Congres, dit keer georganiseerd door Cordaid! Een beetje promotie kan geen kwaad, haha.

Wat ik met radicale internationale solidariteit bedoel is dat wij de waarheid niet in pacht hebben in de ontwikkelingslanden. We kunnen er slechts goede vragen stellen. Omdat je buitenlander bent kan je de brug zijn tussen mensen die geld willen steken in mooie projecten en mensen die dat geld hard nodig hebben. Wij moeten waarborgen dat er een rechtvaardigere verdeling plaatsvindt. Er zijn nu winnaars en verliezers. Wij hebben een gedeelde verantwoordelijkheid om te gaan staan naast de verliezers, de armen. Dat heet solidariteit. Je kan niet toezien hoe er over de grenzen onrecht plaatsvindt. Ontwikkelingssamenwerking doe je als publieke zaak. De zorg voor ons gezamenlijke huis op deze wereld, het bonum commune. Vroeger was dat alleen de armoedebestrijding. Steeds meer is dat ook het vraagstuk van verdeling van grondstoffen en het klimaat.

Wij gaan daarbij uit van de gedachte dat het geloof een oplossingsrichting biedt bij deze vraagstukken. Cordaid komt uit de katholieke traditie, maar is ook steeds vaker actief in landen met een andere geloofstraditie. Wij hebben geleerd om religieuze instellingen te gebruiken om tot succes te komen, om met mensen in contact te komen in andere landen. Het geloof is in de landen waar wij actief zijn nog altijd een groot onderdeel van het gemeenschapsleven. Onze kracht is het praten met imams, priesters en dominees waardoor we velen kunnen bereiken die anders onzichtbaar zouden blijven. Geloven bindt ons, wij zetten het in als drijfveer voor de goede zaak.

Waarom is het belangrijk dat De Adelbertvereniging en Cordaid bestaan?

Maria: De Adelbertvereniging is eigenlijk een overblijfsel van vroeger. Toen waren overal door het land afdelingen waar de katholieke gegoede burgerij lid van was. Het doel was om de katholieke gedachte om te zetten naar lokaal handelen, veelal door lezingen te geven. De Adelbertvereniging wilde op die manier het katholieke handelen bevorderen.

Momenteel hebben we nog zes afdelingen met in totaal zo’n 600 deelnemers. Er worden nu nog veel lezingen georganiseerd waarin het christelijke geïnspireerde gedachtegoed aan de orde komt. Afwisselend kan het dan ook over architectuur of kunst gaan. Veel van onze leden zegt het katholieke geloof nu niet zoveel meer.
We hebben als vereniging niet één katholieke mening en spreken ons niet uit in het publieke debat. Het lukt ons ook maar slecht om te verjongen, de groepen zijn van een hogere leeftijd.

Mijn rol als voorzitter is om het contact te bevorderen tussen de afdelingen. Soms treed ik dan in de bemiddelende rol. We proberen in te zetten op het inblazen van wat nieuw leven, dit lukt mondjesmaat. Eens per jaar houden we een mooie lezing op een goede plek, bijvoorbeeld bij de Norbertinessen in Oosterhout.

Kees: Cordaid is de vrucht van 105 jaar maatschappelijk actief werken van katholieke organisaties in Nederland en in het buitenland. Momenteel hebben we 1400 werknemers en 600 partnerorganisaties. Samen met Oxfam zijn wij de grootste ontwikkelingssamenwerkingsorganisatie van Nederland. Waar mensen door oorlogen, klimaat en omstandigheden er niet meer uitkomen daar werken wij en helpen en ondersteunen we de bevolking waar dat nodig is.

Wij zijn op dit moment bijvoorbeeld in Afghanistan actief waar we noodhulp bieden voor de naderende winter. Een heel aantal mensen dreigen daar tussen wal en schip te raken. Wij zijn begonnen met het leveren van eten, drinken en dekens. Ook proberen wij de basisdienstverlening zoals het onderwijs te laten doorgaan. Een ander mooi voorbeeld van waar hulp hard nodig is, is Oeganda. De gesettelde vluchtelingen proberen wij ter plekke van een toekomst te voorzien. Denk dan aan ondersteuning in kennis over effectief grondgebruik voor landbouw of aan kredieten voor de eerste investeringen in zaaigoed.

Met de coronapas gaat de samenleving weer helemaal open. Is jullie werkvloer veranderd?

Maria: Als huisarts en onderzoeker merk je de impact van de lockdowns aan den lijve. Patiënten zijn vaak geïsoleerd geraakt en komen vaker dan voorheen neerslachtig mijn praktijkruimte binnen of ze zijn het gewoon zat. Verder is er rondom corona zeker voor mensen die moeite hebben met lezen of die een andere moedertaal hebben sprake van een belabberde informatievoorziening, dat vind ik echt onbegrijpelijk.

Ik ben daarom betrokken bij het geven van vaccinadviezen, ik neem daaraan deel vanwege mijn kennis hoe moeilijk bereikbare groepen op de juiste manieren bereikt moeten worden. Dat zijn simpele adviezen zoals betrek mensen die vertrouwd zijn met de gemeenschap. Zorg voor informatie in de daklozenopvang, maak gebruik van de imams om informatie over het vaccin te verspreiden etc. Op die manier bereik je de mensen wel.

In mijn rol als voorzitter van de Adelbertvereniging merk ik de isolatie ook op. Lezingen lagen lange tijd stil, enkele afdelingen organiseerden nog wel webinars of bezochten de individuele leden. Maar het persoonlijke onderlinge contact, zo belangrijk in de kringen, was erg lastig op een andere manier na te bootsen. Het was er dus een tijd lang niet. Daardoor merkte ik vereenzaming op bij onze deelnemers. Nu beginnen de lezingen gelukkig weer los te barsten en je merkt de enorme behoefte om te ontmoeten. Laten we hopen dat de herfstgolf niet te hard om zich heen slaat.

Kees: De harde lockdown dat had niet langer moeten duren. Als organisatie waren wij daar zeer trouw in. Het kantoor was in die tijd gesloten. Nu gaan we gelukkig langzaam weer helemaal open. En ook op onze werkvloer komt dan de lastige discussie bovendrijven hoe je precies open moet gaan. Stellen wij de coronapas centraal? Moet je een QR code aan de deur laten zien? Als baas mag je het niet eisen. En tegelijkertijd heb ik wel de verantwoordelijkheid voor al mijn werknemers en hun mogelijk kwetsbare familieleden. Een dilemma. Maar daar hebben we een katholieke oplossing voor… we gaan erover praten!  

En als ik kijk naar het werken zelf, dan is dat de voorbije anderhalf jaar ook veranderd. Het vroegere normaal zal niet meer terug komen vermoed ik. Thuis werken is nu eenmaal razend efficiënt. En de online calls betekent in ons werkveld minder vliegreizen naar de gebieden waar we actief zijn. Het fysieke ontmoeten blijft natuurlijk nodig, op de werkvloer en bij onze projecten in het buitenland, maar het zal minder worden vermoed ik. De nieuwe mores moet weer uitgevonden worden op de werkvloer.

Tot slot, wat is buiten de werkvloer een gewoonte van jullie die niet iedereen kent?

Maria: Ik werk eigenlijk heel veel, bijna altijd. In mijn vrije tijd speel ik heel graag met mijn kleinkinderen. En in de tijd die overblijft ben ik graag bezig in mijn tuin. Ik heb nog een toekomstideaal waarin ik een eethuis zou willen openen waar je alleen maar dingen kunt eten die uit de eigen tuin komen. En waar dan lezingen, muziek en goede gesprekken zouden zijn, heel goedkoop, voor iedereen toegankelijk. Een soort van salon die geheel autarkisch is. Dat zou ik prachtig vinden. Voor nu blijft het bij het inmaken van potjes jam en peren drogen.

Kees: Ik houd ervan om mooie dingen te maken. Prachtig wanneer je direct resultaat ziet van jouw handelen. Zo heb ik de afgelopen tijd met mijn dochter een oude eend opgeknapt, fantastisch vind ik het wanneer de auto het dan helemaal doet. Wat ik vandaag gemaakt heb? Een infrarood paneel boven mijn bureau thuis. Dat houdt mij deze winter met minder wattage warm. De verwarming kan dan uit!